Communicatie tussen versterker en simulator
Voor PHIL-toepassingen is een snelle aansturing van de versterker en een snelle terugkoppeling van stromen en spanningen vereist om de lus te sluiten. Als de feedback te traag is zullen de veranderlijke stromen en spanningen niet correct worden gemeten, resulterend in een onstabiele configuratie. Omdat real-time simulatoren kunnen worden gekoppeld aan een breed scala aan versterkers en controllers, is het kiezen van de juiste instrumentatie cruciaal. In feite kan de juiste apparatuur een PHIL opstelling stabiliseren door de feedbacktijd aanzienlijk te verkorten. Bij PHIL komen we twee manieren tegen om stroom- en spanningsfeedback terug te sturen naar de simulator. Met digitale communicatie of met analoge communicatie
Digitale communicatie
High-end versterkers hebben vaak de mogelijkheid om hun output intern te meten en de informatie te verzenden via een small form-factor pluggable transceiver (SFP) via een point-to-point communicatie protocol Aurora genoemd. SFP en Aurora zorgen voor een gedigitaliseerde meting en regeling zonder ruis op hoge snelheid met 1 aansluitpunt via glasvezel. Aurora laat de versterker ook op afstand configureren via de interface van de simulator met specifieke functiecommando’s zoals de stroom- en spanningslimieten evenals het in- en uitschakelen van versterkeruitgang. Glasvezelinterfaces elimineren aard lus problemen en ruisinterferentie en bieden maximaal veiligheid.
Analoge communicatie
Sommige versterkers gebruiken analoge ingangen en uitgangen. In dergelijke gevallen moet de simulator een analoge uitgangen en ingangen hebben om met de versterker te verbinden. Speciale aandacht moet worden besteed aan het voorkomen van ruis in de kabels die de versterkers en sensoren met de simulators verbinden. Galvanische isolatie is ook aanbevolen om problemen met aardlussen te voorkomen en om een veilige installatie te verkrijgen.
Ga terug naar het overzicht